Aartsvaders van de democratie: De anti-bureaucraat
Dit artikel verscheen in De Republikein van juni 2012
Door Matthijs Rooduijn
Hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij en zonder angst voor lijf en leden kan leven? En hoe zorg je ervoor dat zo’n bestel ook schokbestendig is? Daarover hebben heel wat grote geesten zich gebogen. Zoals de Duitser Max Weber.
Met de verkiezingen van 12 september in aantocht lijkt het politiek gezien een hete zomer te worden. Na het uiteenvallen van de gedoogconstructie was het eigenlijk al meteen duidelijk wat het thema van de verkiezingscampagne zou worden: Europa. Daags nadat Geert Wilders zijn steun aan het kabinet had opgezegd omdat hij Nederlandse ouderen niet de dupe wilde laten worden van het ‘Brusselse dictaat’, liet hij weten dat Nederland eigenlijk maar beter helemaal uit de Europese Unie kan stappen.
SP-leider Roemer zal niet rouwig zijn als Europa hét campagnethema wordt deze zomer. Ook de socialisten staan immers een stuk terughoudender tegenover Europese integratie dan de meeste andere politieke partijen, en kunnen zich met hun eurosceptische standpunten mooi onderscheiden van hun grote concurrent: de PvdA. Met de chaos in Griekenland, de problemen in Spanje en de strenge eisen uit Brussel die ook Nederland tot bezuinigingen manen, valt te verwachten dat het anti-EU-geluid van PVV en SP inderdaad weleens in vruchtbare aarde zou kunnen vallen.
Zolang de middenpartijen hun strategie met betrekking tot Europa niet aanpassen vrees ik dat ze een grote electorale afstraffing tegemoet gaan in september. Wat kunnen ze doen om dit te voorkomen? Om te beginnen zouden ze het werk van de jurist, historicus, socioloog, econoom, politicoloog en filosoof Max Weber eens goed moeten lezen.
Fuifnummer wordt workaholic
Karl Emil Maximilian Weber werd op 21 april 1864 geboren in de Duitse stad Erfurt als de oudste van zeven kinderen. Zijn vader was een prominente en welvarende bureaucraat met veel politieke invloed die van het leven – lees: vrouwen en drank ‒ hield. Webers moeder daarentegen was streng calvinistisch en leed een stil en ascetisch bestaan. De grote verschillen tussen vader en moeder Weber, en de spanningen die daarvan het gevolg waren, hadden een grote invloed op het leven en het werk van hun zoon.
Toen Weber achttien was ging hij studeren in Heidelberg. De invloed van zijn vader was op dat moment groot: net als hij ging Weber rechten studeren en in zijn vrije tijd schermen. Ook ging hij veel uit en dronk hij grote hoeveelheden bier. Na verloop van tijd werd de invloed van zijn vader echter minder groot en trok hij richting zijn moeder. Na een paar jaar feesten ging Weber dan ook een veel meer teruggetrokken leven leiden. Langzaamaan veranderde hij in een gedisciplineerde workaholic. Dit leidde ertoe dat Weber al op zijn tweeëndertigste hoogleraar werd.
Zijn harde werken heeft waarschijnlijk ook bijgedragen aan zijn mentale instorting ongeveer een jaar later. Die crisis was het directe gevolg van het plotselinge overlijden van zijn vader, met wie het laatste contact op een hevige ruzie was uitgelopen. Als gevolg van psychische problemen heeft Weber ongeveer vijf jaar lang niet kunnen werken. In 1904 begon hij weer te schrijven en publiceerde hij in korte tijd een aantal zeer invloedrijke werken. Weber overleed anderhalf decennium later, in 1920. Een van de vragen waar hij in zijn laatste jaren uitgebreid bij stil heeft gestaan, is wat nu de meeste geschikte manier is om een politiek systeem in te richten.
Zijn belangrijkste conclusie was dat het fundament voor ieder goed functionerend politiek systeem wordt gevormd door goed politiek leiderschap. Een democratie zag Weber daarom ook niet zozeer als een vorm van bestuur waarin het volk zichzelf regeert, maar meer als een geschikte manier om de beste politieke leiders te selecteren. Weber hechtte om twee redenen zoveel waarde aan goed leiderschap. Ten eerste kunnen goede leiders volgens hem tegenwicht bieden aan ‘het monster van de bureaucratie’ en ten tweede kunnen ze de publieke opinie in toom houden.
Eerst dat monster van de bureaucratie. Weber zag een bureaucratie als een hiërarchisch gestructureerd systeem dat gekenmerkt wordt door geschreven regels, vastgestelde procedures en technische specialisatie. Volgens Weber is de bureaucratie verreweg de meest efficiënte, precieze, stabiele en betrouwbare organisatievorm voor een samenleving. Maar hoewel hij dus erg enthousiast was over de bureaucratie, en bovendien prima inzag dat een steeds verdere bureaucratisering van de moderne samenleving onvermijdelijk was, was hij tegelijkertijd zeer bezorgd. Er bestond volgens Weber namelijk een groot risico dat de regels en procedures in een bureaucratie een eigen leven gaan leiden en het bureaucratische systeem tot een lompe, onpersoonlijke moloch transformeren. Weber was doodsbang voor een rigide en inflexibel systeem waarin iedere individualiteit, vrijheid en creativiteit uitgebannen zou zijn. Bovendien zouden er volgens hem altijd problemen opduiken die om politieke in plaats van technische en procedurele antwoorden vragen. Hij vond daarom dat de bureaucratische macht beperkt moest worden door goede politieke leiders met een sterke machtspositie.
Het Europese monster
Eigenlijk, vond Weber, zou het bureaucratische monster in toom moeten worden gehouden door het parlement. In de praktijk werd het parlement echter bevolkt door politieke partijen die net als het staatsapparaat volledig gebureaucratiseerd en geprofessionaliseerd waren. In de loop van de tijd waren ze veranderd in campagnemachines die geen ander doel hadden dan het winnen van verkiezingen. Veel partijfunctionarissen waren niets anders dan jaknikkers die niet zelf nadachten en alleen blind de partijlijn volgden. Weber had zijn hoop daarom niet gevestigd op het parlement of op partijen, maar op individuen die zich met passie en toewijding aan de ene kant, en verantwoordelijkheidsgevoel en een zekere afstand aan de andere kant, inzetten om netelige politieke problemen op te lossen.
Het belang van politiek leiderschap als tegenwicht tegen de bureaucratie kan niet beter geïllustreerd worden dan door de Europese Unie. Met haar sterk hiërarchisch gestructureerde systeem, waarin geschreven regels, vastgestelde procedures en technische specialisatie centraal staan, is de EU precies die bureaucratie die Weber zo bewonderde en tegelijkertijd verafschuwde. Doordat veel Europese regelgeving verstikkend werkt, wordt de EU door velen als precies het door Weber gevreesde monster gezien. De eurocrisis heeft bovendien aangetoond dat sommige problemen niet opgelost kunnen worden door middel van vaststaande regels en procedures.
De enigen die dit bureaucratische monster in toom kunnen houden, zo zou Weber waarschijnlijk hebben gesteld, zijn krachtdadige politieke leiders. Maar Europees politiek leiderschap is nu juist precies waar het aan ontbreekt in de EU. De dienst wordt voornamelijk uitgemaakt door Brusselse technocraten en politici uit de grote lidstaten. De oorzaak van dit gebrek aan politiek leiderschap is dat de politieke integratie van Europa ver is achtergebleven bij de economische en bureaucratische eenwording. Het gevolg is dat we een gezamenlijke munt en veel Europese regels hebben, zonder dat er een politiek centrum is dat hier ook echt verantwoordelijkheid voor kan dragen.
Waar de EU daarom dringend behoefte aan heeft, is niet minder maar juist meer politieke integratie. Er moeten echte Europese verkiezingen komen waarbij politici met elkaar om de macht strijden en de kans krijgen om zich te ontpoppen als politieke leiders op Europees niveau. Ze moeten vervolgens natuurlijk ook meer bevoegdheden krijgen om hun leiderschap echt waar te kunnen maken. De huidige vormgeving van de EU zorgt ervoor dat er nooit een Europees machtscentrum van de grond kan komen en er dus ook nooit Europese politieke leiders zullen zijn met genoeg bevoegdheden om knopen door te kunnen hakken en daarmee tegenwicht te bieden aan de Europese bureaucratie.
Leiderloosheid
Er is nog een tweede reden waarom sterk politiek leiderschap volgens Weber zo van belang is: om de publieke opinie onder controle te houden. Burgers zijn volgens Weber niet in staat om ingewikkelde politieke problemen te begrijpen, laat staan om ze op te lossen. Het is daarom de taak van goede leiders om dit namens hen te doen. Zoals gezegd: voor Weber was de democratie niet een systeem waarin de burgers zelf politieke beslissingen nemen, maar een bestuursvorm waarin burgers tijdens verkiezingen leiders selecteren die dat moeten doen. Het is dus aan de politici om de kiezers te overtuigen van hun ideeën. Dit betekent dat goede leiders de publieke opinie niet moeten volgen, maar juist moeten proberen die zelf vorm te geven.
Daar is nog weinig van te merken. Tot nu toe lopen Nederlandse middenpartijen vooral achter de kiezer aan. Tijdens het referendum van 2005 bleek dat eurosceptische geluiden op veel steun konden rekenen. Uit angst voor electoraal verlies durven ze zich sindsdien nauwelijks nog onomwonden voor meer Europa uit te spreken, en houden ze het veelal bij de halfslachtige uitspraak dat Europa ‘best belangrijk’ is. Om in september een afstraffing te voorkomen zullen ze echter met een beter verhaal moeten komen. Met een verkiezingscampagne in aantocht waarin Europa het centrale thema is, en twee eurosceptische partijen die bloed ruiken, moeten de middenpartijen nu eindelijk eens onomwonden voor meer Europa durven kiezen.
Dit betekent geenszins dat ze moeten verzwijgen dat er grote problemen zijn met het functioneren van de EU. Het betekent juist dat ze die problemen moeten benoemen en moeten laten zien dat die problemen alleen opgelost kunnen worden door meer macht naar Brussel over te hevelen. Ze kunnen leiderschap tonen door eindelijk eens duidelijk te maken dat de problemen van de EU niet het gevolg zijn van een teveel aan politieke intergratie, maar juist van een gebrek eraan. Maar helaas blijkt uit het feit dat de leiderloosheid op Europees niveau voor middenpartijen nog steeds niet echt een issue is dat we tot nu toe ook op nationaal niveau behoorlijk leiderloos zijn.
Categorie: Nederlands Publicaties Republikein