Aartsvaders van de democratie: De democratiseur

Dit artikel verscheen in De Republikein van maart 2012

Door Matthijs Rooduijn

Hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij en zonder angst voor lijf en leden kan leven? En hoe zorg je ervoor dat zo’n bestel ook schokbestendig is? Daarover hebben heel wat grote geesten zich gebogen. Zoals de Amerikaan John Dewey.

Elders in dit nummer van De Republikein uit Johan Schaberg zijn zorgen over de manier waarop wij in Nederland over onderwijs denken. Als we het over onderwijs hebben, zo schrijft hij, gaat het tegenwoordig voornamelijk over zelfontplooiing. Dat onderwijs vooral ook een economisch doel dient, lijken we met zijn allen een beetje vergeten te zijn. Schaberg pleit er daarom voor het economische aspect weer op de voorgrond te plaatsen in ons denken over onderwijs. Het centrale doel moet volgens hem het het tot stand brengen én in stand houden van een economisch goed presterende en welvarende samenleving zijn.

Ik ben het volledig met Schaberg eens dat dit economische aspect centraal moet staan in het denken over ons onderwijs. Maar ik denk ook dat een nadruk op enkel en alleen het economische nut van ons onderwijs eenzijdig is. Het onderwijs dient namelijk nog een ander doel, dat net zo belangrijk is voor onze samenleving, maar dat door veel mensen vaak over het hoofd wordt gezien. In een democratische rechtsstaat is het niet alleen een centrale taak van het onderwijs om mensen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Het is net zo goed de verantwoordelijkheid van het onderwijs om mensen op te leiden tot democratische burgers.

Politiek en onderwijs

Volkssoevereiniteit is een van de centrale uitgangspunten in ons democratische systeem. Dit betekent dat de eindverantwoordelijkheid voor het politieke besluitvormingsproces uiteindelijk altijd bij de burgers ligt. Zij bepalen immers wie namens hen de politieke beslissingen nemen. In een democratie dragen burgers dus zeer veel verantwoordelijkheid.

Om een democratie goed te laten functioneren is het van groot belang dat burgers op de hoogte zijn van hun politieke verantwoordelijkheid en in staat zijn deze verantwoordelijkheid ook te nemen. Dit kan alleen wanneer zij goed geïnformeerd zijn over hoe ons politieke systeem werkt. Het is daarom een taak van de overheid, en dus van het onderwijs, om burgers dit bij te brengen. Er is niemand die dit beter heeft uitgelegd dan de Amerikaanse filosoof, psycholoog en onderwijskundige John Dewey.

Dewey werd of 20 oktober 1859 geboren in het plaatsje Burlington in de staat Vermont. Zijn vader Archibald had een eigen kruidenierswinkel. Zijn moeder Lucina, afkomstig uit een zeer gegoede en politiek actieve familie, hechtte bijna obsessief veel waarde aan een goede opleiding voor haar kinderen. Het is dus niet moeilijk te bedenken waar Dewey’s interesse voor politiek en onderwijs vandaan kwam. Na zijn studie aan de universiteit van Vermont werkte Dewey enige tijd als docent op een basisschool en een middelbare school.

Hij ontdekte al gauw dat hij het interessanter vond om over onderwijs aan jongeren na te denken dan om zelf les te geven. Dewey nam ontslag en vond een onderzoeksbaan aan de universiteit. Hij schreef veelvuldig over een zeer breed scala aan onderwerpen. Zo richtte hij zich op filosofische vraagstukken, psychologische thema’s, onderwijskundige problemen en politieke onderwerpen. Hij ging bovendien niet alleen te werk binnen deze disciplines, maar wist juist ook de inzichten uit de ene discipline in te zetten om vraagstukken uit een ander vakgebied beter te begrijpen. Zijn proefschrift ging bijvoorbeeld over de psychologie van de filosoof Immanuel Kant, en zijn ideeën over onderwijs waren sterk beïnvloed door zijn ideeën over politiek. Dewey’s oeuvre is gigantisch: zijn geschreven materiaal is verzameld in een collectie van maar liefst zevenendertig delen. Hij overleed na een lange en productieve academische carrière in 1952 in New York.

Overlevingslessen

In zijn boek Democracy and education gaat Dewey in op ‒ de titel zegt het al ‒ de relatie tussen democratie en onderwijs. Volgens Dewey is onderwijs noodzakelijk voor het voortbestaan van iedere groep, of het nu gaat om de inwoners van een moderne stad of een stam van jagers en verzamelaars in de rimboe. Ieder mens wordt namelijk geboren zonder taal, zonder ideeën, zonder meningen en zonder sociale gewoonten. Door onderwijs leren mensen de kennis en de gewoonten van de groep waar ze deel van uitmaken. Die hebben ze niet alleen nodig om zelf te overleven; die zijn ook noodzakelijk om de groep te laten voortbestaan.

Dewey maakt een onderscheid tussen informeel onderwijs en formeel onderwijs. Informeel onderwijs verwijst naar alles wat je leert buiten de officiële scholingsinstituties. Denk bijvoorbeeld aan je ouders die je leren praten en fietsen, of aan je beste vriend of vriendin die je de fijne kneepjes van het versieren van een partner bijbrengt.

Formeel onderwijs gaat over officiële scholing die verzorgd wordt door instellingen die hier speciaal voor zijn opgericht. Dit is het onderwijs van de officiële lessen, examens en diploma’s. Des te meer ontwikkeld een samenlevingsvorm is, des te groter de rol die het formele onderwijs speelt. In een complexe samenleving beschikt je directe omgeving namelijk niet over genoeg know-how om je zonder hulp van anderen alle noodzakelijke kennis, conventies, regels en gebruiken door te geven.

Volgens Dewey ligt er een groot gevaar op de loer wanneer het formele onderwijs een belangrijke rol speelt. Als onderdeel van een formeel lesprogramma kan lesstof namelijk makkelijk technisch en oppervlakkig worden en daardoor vervreemd raken van de eigen belevingswereld van de leerlingen. Als een lesprogramma abstract en afstandelijk dreigt te worden, moet er daarom alles aan gedaan worden om de stof zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van de leerlingen te brengen. Om mensen iets echt goed te laten begrijpen is het volgens Dewey belangrijk ze dingen zoveel mogelijk zelf te laten ervaren. Hij schrijft: ‘Een heel klein beetje ervaring is beter dan een grote hoeveelheid theorie, simpelweg omdat een theorie alleen betekenis krijgt wanneer zij ervaren wordt.’

Democratische scholing

Dit is van extra groot belang in een democratische samenlevingsvorm, aldus Dewey. Een democratie is volgens hem meer dan alleen een vorm van politiek bestuur ‒ het is een manier van leven. En om in staat te zijn dat democratische leven te leiden, moeten mensen niet alleen weten hoe de democratie in theorie functioneert, maar moeten ze ook leren hoe de democratische praktijk werkt, en begrijpen waarom het werkt zoals het werkt. Het is daarom de taak van het onderwijs om mensen een democratisch bewustzijn bij te brengen. Pas wanneer mensen tot volwaardige burgers zijn opgeleid, kan een democratie optimaal functioneren.

Dit lijkt relatief eenvoudig, maar dat is het niet. Het is niet voldoende om leerlingen een aantal feitjes uit het hoofd te laten leren. Ten eerste zullen leerlingen weinig onthouden van een abstracte en technische opsomming van feitelijkheden. Ten tweede zullen ze zo ook niet leren om politieke gebeurtenissen in hun context te plaatsen en te begrijpen hoe en waarom politieke instituties en ideeën tot stand zijn gekomen en waarom ze zijn zoals ze nu zijn.

Het is volgens Dewey dus zaak om dicht bij de leefwereld van leerlingen te blijven. Hij pleitte ervoor om de school als een soort mini-samenleving te zien ‒ wat het natuurlijk ook is ‒ en leerlingen in het klein te laten ervaren hoe een democratie werkt. Binnen de school en binnen klassen kunnen leerlingen uitstekend ervaring opdoen met het nemen van beslissingen namens en voor een groep, met het onderhandelen over die beslissingen, en met het omgaan met de standpunten van minderheden. Deze ervaring van democratie-in-het-klein kan uiteraard uitgebreid worden met een bezoek aan de ‘echte’ politiek buiten de schooldeuren. Een uitstapje naar het gemeentehuis bijvoorbeeld, om daar te kijken waar burgemeester, wethouders en gemeenteraad mee bezig zijn. Dit alles brengt politiek en democratie een stuk dichter bij de leerling.

Meer maatschappijleer

Dewey benadrukt dat deze praktijkervaring vervolgens wel in een bredere context moet worden geplaatst door stil te staan bij hoe politieke instituties tot stand zijn gekomen en waarom wij voor een democratisch politiek systeem hebben gekozen. Het is volgens Dewey daarbij belangrijk het verleden zoveel mogelijk vanuit het heden te benaderen. Met het verleden alleen als verleden hebben wij nu weinig meer te maken. Dewey zou waarschijnlijk zijn vingers hebben afgelikt bij de tegenwoordige technische mogelijkheden, die de abstracte geschiedenis van het ontstaan van staten, democratische besluitvormingsmethoden, de scheiding der machten, de rechtsstaat en de internationale politiek een stuk dichter bij leerlingen kunnen brengen. Denk aan film, televisie, internet, e-learning en games.

In Nederland is hier nog een wereld te winnen. Coen Gelinck geeft in dit nummer van De Republikein aan dat Nederland wat betreft burgerschapsonderwijs behoorlijk slecht scoort in vergelijking met andere Europese landen. Veel leerlingen hebben bijvoorbeeld slechts één jaar maatschappijleer. En dat jaartje maatschappijleer bestaat volgens mij niet zelden uit het stampen van droge feitelijkheden over staatsrecht. Misschien moeten we maar eens beginnen met het verplicht stellen van Democracy and education voor iedereen op het ministerie van Onderwijs.

Categorie: Publicaties Republikein

Gepubliceerd: Friday, May 4th, 2012

Reacties niet toegestaan.

© 2013 Matthijs RooduijnContact • Driven by WordPress • Design by Tim de Gier • Hosting by OxilionTypekit colofon • Etc