Aartsvaders van de democratie: de elitist

Dit artikel verscheen in De Republikein van december 2012

Door Matthijs Rooduijn

Hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij en zonder angst voor lijf en leden kan leven? En hoe zorg je ervoor dat zo’n bestel ook schokbestendig is? Daarover hebben heel wat grote geesten zich gebogen. Zoals de Oostenrijker Joseph Schumpeter.

Tijdens iedere verkiezingscampagne laten ze weer van zich horen: de journalisten, commentatoren, wetenschappers en oud-politici die steen en been klagen over de volgens hen afgenomen kwaliteit van het publieke debat. Het zou niet meer om de politieke inhoud gaan, maar alleen nog maar draaien om het entertainen van de in zijn luie stoel zittende kiezer, die zapt van de ene spelshow naar de volgende talentenjacht. In 1998 al stelde socioloog Kees Schuyt in NRC Handelsblad dat de politiek volledig een zaak van entertainment was geworden. In 2003 trok de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling een soortgelijke conclusie: het politieke debat zou zijn verworden tot een spektakel van schandalen en opvallende persoonlijkheden. Klagers hebben het over ‘personalisering’ en ‘popularisering’ en signaleren de totstandkoming van een ‘entertainmentsamenleving’ of een ‘toeschouwersdemocratie’.

Voorbeelden die het gelijk van de klagers zouden ondersteunen zijn er legio. Denk bijvoorbeeld aan het gehaaste en inhoudsloze politieke debat tijdens de pauze van de Soundmixshow in 2002. Of aan CDA-landbouwminister Gerda Verburg die zich in 2007 uitgebreid liet fotograferen en filmen terwijl ze een koe aan het melken was. Of aan haar partijgenoten Jan Peter Balkenende en Wim van de Camp die zich op de gevoelige plaat lieten vastleggen in een Formule 1-auto en op een stoere motor. Recentere voorbeelden zijn de vakantiekiekjes die alle lijsttrekkers toonden tijdens een van de NOS-verkiezingsdebatten in 2012, en het verkiezingsspotje waarin Diederik Samsom niet alleen zichzelf, maar ook zijn hele gezin aan de kiezer presenteerde.

Briljante student
De klachten over personalisering en popularisering roepen twee vragen op. Ten eerste de feitelijke vraag of er daadwerkelijk sprake is van een toegenomen focus op entertainment en personen. Ten tweede de normatieve vraag of een nadruk op entertainment en personen schadelijk is voor het functioneren van onze democratie. De eerste vraag is relatief makkelijk te beantwoorden met ‘nee’. Verschillende wetenschappers hebben met allerlei voorbeelden aangetoond dat een focus op personen en entertainment geen recent fenomeen is. Van Agt liet zich al filmen op een racefiets, en Den Uyl deed mee aan een potje tafeltennis terwijl de camera’s draaiden. De politicoloog Rosa van Santen wijdt een heel proefschrift aan de vraag of personalisering en popularisering zijn toegenomen en komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Dit brengt ons bij de tweede vraag: is een nadruk op personen en entertainment slecht voor het functioneren van de democratie? Bij het beantwoorden van deze vraag kunnen de ideeën van de econoom en politicoloog Joseph Schumpeter ons helpen.

Joseph Alois Schumpeter werd op 8 februari 1883 geboren in het destijds Oostenrijkse maar tegenwoordig Tsjechische Moravië. Zijn vader bezat een kledingfabriek en stierf toen Joseph nog maar vier jaar oud was. Een paar jaar later verhuisde Joseph met zijn moeder naar Wenen. Hij ging er rechten en economie studeren en bleek een briljante student te zijn. Joseph promoveerde in 1906 en kreeg enkele jaren later een baan aangeboden aan de universiteit van Tsjernivtsi, in het Oostenrijkse deel van de Oekraïne. Tussen 1919 en 1924 was hij kort minister van Financiën en directeur van een belangrijke regionale bank. In beide rollen was hij niet bepaald succesvol: als minister wist hij geen draagvlak te vinden voor zijn plannen, en de bank ging uiteindelijk failliet. Schumpeter keerde terug naar de universiteit en was een tijdje hoogleraar in het Duitse Bonn en in de Verenigde Staten aan Harvard.

Toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam vertrok hij definitief naar de VS. De FBI vermoedde dat Schumpeter met de nationaal-socialisten sympathiseerde, maar heeft dat nooit kunnen bewijzen. Hoewel tijdens het onderzoek ontdekt werd dat hij studenten in Bonn had geadviseerd om lid te worden van de NSDAP, is hij zelf nooit tot die partij toegetreden.

Schumpeter is in zijn leven drie keer getrouwd geweest. Eerst met een twaalf jaar oudere Engelse, daarna met een twintig jaar jongere Oostenrijkse, die samen met hun pasgeboren zoon tijdens de bevalling stierf, en ten slotte met een Amerikaanse econome die hem hielp met het populariseren van zijn werk. Schumpeter stierf in 1950 op 66–jarige leeftijd.

Logica van de markt
Schumpeter was in de eerste plaats econoom. Hij bestudeerde de economische conjunctuur en kwam tot de conclusie dat creatieve en innovatieve ondernemers de belangrijkste motor achter economische groei zijn. Dit idee is ook van grote invloed geweest op zijn politieke opvattingen. In zijn bekendste boek, het in 1943 verschenen Capitalism, socialism and democracy, ontwikkelde hij een democratietheorie die later omschreven zou worden als het ‘democratisch elitisme’. Een belangrijk verschil met de meeste bestaande opvattingen over democratie was dat Schumpeter niet zozeer een theorie ontwikkelde over hoe een democratisch systeem er in het ideale geval uit zou moeten zien, maar vooral aantoonde hoe de representatieve democratie in de praktijk functioneerde. Dit betekende echter niet dat hij zijn normatieve opvattingen over het functioneren van de democratie voor zich hield. Schumpeter was meer dan duidelijk over wat hij van de democratische gang van zaken vond.

Democratie, zo schreef Schumpeter, is niets meer dan een methode aan de hand waarvan het bestuur van een politieke gemeenschap wordt samengesteld. De democratie is volgens hem een institutionele regeling om tot politieke beslissingen te komen door politici met elkaar te laten concurreren om de stem van de kiezers. Eigenlijk trekt Schumpeter de logica van de markt dus door naar de politieke arena: de politici zijn de ondernemers en de kiezers zijn de consumenten. Deze opvatting van democratie is in strijd met wat Schumpeter de ‘klassieke’ opvatting van democratie noemt. Deze klassieke opvatting houdt in dat een democratisch systeem een stelsel is waarin burgers zichzelf besturen door uiting te geven aan de volkswil. Volgens Schumpeter werkt dit in de praktijk niet zo. In werkelijkheid is de rol van de burgers namelijk behoorlijk beperkt. Een democratie is niet een systeem waarin het volk zichzelf regeert, maar een stelsel waarin kiezers de mensen aanwijzen die namens hen de politieke beslissingen nemen. Bovendien wijzen kiezers in veel gevallen niet eens direct hun politieke bestuur aan, maar kiezen ze enkel een politiek lichaam dat vervolgens het bestuur samenstelt. Denk aan ons eigen politieke stelsel, waarin kiezers niet zelf de regering aanwijzen, maar ‘slechts’ de Tweede Kamer kiezen.

Klantenbinding
Schumpeter verbindt ook een moreel oordeel aan deze feitelijke observatie. Volgens hem is het een goede zaak dat de rol van de burgers beperkt is. De klassieke opvatting van democratie is in zijn ogen namelijk gebaseerd op de misvatting dat er zoiets bestaat als de ‘algemene wil’ van het volk. Ten eerste bestaat er geen overeenstemming onder mensen over wat de belangrijkste maatschappelijke problemen zijn en hoe die opgelost dienen te worden. Er zijn gigantisch veel verschillende individuen en verschillende groepen. Wat in het belang van de een is, hoeft niet in het belang van de ander te zijn. En wat de een belangrijk vindt hoeft de ander niet belangrijk te vinden. Ten tweede vloeien de opvattingen van veel kiezers helemaal niet voort uit hun eigen intrinsieke overtuigingen. Veel politieke opvattingen van kiezers ontstaan juist door de overtuigingskracht van politici. Het is niet zo dat politici de algemene wil van het volk representeren; in plaats daarvan creëren politici de opvattingen van burgers voor een groot deel zelf.

Dat het de kern van een democratisch stelsel is dat politieke leiders met elkaar om de stem van de kiezer strijden – net zoals het de kern van de economie is dat ondernemers met elkaar concurreren om de gunst van de consument – betekent dat het aan zich binden van kiezers het belangrijkste doel van politici is. Het is volgens Schumpeter logisch dat politici daarbij alles uit de kast halen. Vrijwel iedereen weet dat veel kiezers niet alleen belang hechten aan ideologische overtuigingen, redenaarstalent en debating skills, maar ook aan de uitstraling van een politicus, zijn of haar privé-situatie, en in sommige gevallen zelfs de strakheid van het kontje.

Het is niet aan de politiek om een moreel oordeel te vellen over de vraag of dit legitieme redenen zijn om op een partij te stemmen of niet. Volgens Schumpeter is het dan ook logisch dat alle middelen die in de marketing hun vruchten hebben afgeworpen, worden ingezet om de kiezer te overtuigen. De nadruk op personen en op entertainment zou je volgens Schumpeters benadering dan ook niet zozeer als een bedreiging voor de democratie moeten zien. Sterker nog, in zekere zin is het de essentie van het democratische besluitvormingsproces.

Schumpeter

Categorie: Nederlands Niet-wetenschappelijk Publicaties Republikein

Gepubliceerd: Saturday, December 1st, 2012

Reacties niet toegestaan.

© 2013 Matthijs RooduijnContact • Driven by WordPress • Design by Tim de Gier • Hosting by OxilionTypekit colofon • Etc