Aartsvaders van de democratie: De vrijdenker

Dit artikel verscheen in De Republikein van september 2012

Door Matthijs Rooduijn

Hoe maak je een samenleving waarin iedereen vrij en zonder angst voor lijf en leden kan leven? En hoe zorg je ervoor dat zo’n bestel ook schokbestendig is? Daarover hebben heel wat grote geesten zich gebogen. Zoals de Nederlander Baruch de Spinoza.

Een paar quizvraagjes met allemaal hetzelfde antwoord. Naar wie is de belangrijkste wetenschappelijke prijs in ons land vernoemd? Wie prijkte op het bankbiljet van duizend gulden? Welke filosoof vormt een van de vijftig zogenoemde thema’s van de Nederlandse canon? Rondom het gedachtegoed van welke denker is in Amsterdam een kring opgericht die wandelingen, tentoonstellingen, cursussen, studiegroepen en debatgroepen organiseert? Wie is, met andere woorden, de invloedrijkste filosoof uit de Nederlandse geschiedenis?

Voor degenen die het nog niet hadden geraden: dat is Spinoza. Deze alom bejubelde zeventiende-eeuwse denker is vooral bekend vanwege zijn opvattingen over de vrijheid van meningsuiting en religieuze tolerantie ‒ thema’s die met het debat over de islam de laatste tien jaar weer zeer actueel zijn geworden. Kortom, niet zo vreemd dat Spinoza hierbij regelmatig van stal wordt gehaald.

Merkwaardig genoeg wordt Spinoza bejubeld door mensen die diametraal tegenovergestelde standpunten innemen. Aan de ene kant beweren Geert Wilders en zijn aanhangers dat zij met hun islamkritiek voortbouwen op de ideeën van Spinoza over de vrijheid van meningsuiting. Aan de andere kant beweren de tegenstanders van Wilders dat diens ideeën niets met Spinoza te maken hebben. Spinoza stelde namelijk juist religieuze tolerantie centraal ‒ iets waar Wilders volgens hen niet zo veel belang aan lijkt te hechten. Wie zijn nu de ware spinozisten? Wilders of zijn tegenstanders?

Afvallige
Om die vraag te beantwoorden moeten we 350 jaar terug in de tijd: naar het Amsterdam van de Gouden Eeuw. Daar werd op 24 november 1632 de Portugees-Nederlandse Jood Benedito d’Espinosa oftewel Baruch de Spinoza geboren. Al vroeg bleek dat Spinoza zeer getalenteerd was. Hij doorliep de eerste fasen van de traditionele joodse opleiding en werd waarschijnlijk al op jonge leeftijd als een geschikte toekomstige rabbijn gezien. Zover kwam het echter niet. Toen Spinoza zeventien was overleed zijn oudere broer, waardoor hij gedwongen werd zijn studie op te geven om in het familiebedrijf, een handelsonderneming, mee te helpen.

Toen zijn vader een paar jaar later ook overleed, deden Spinoza en zijn jongere broer in eerste instantie hun best om het bedrijf te laten voortbestaan. Maar toen de zaken aanzienlijk werden bemoeilijkt door de oorlogen waar de Republiek der Verenigde Nederlanden bij betrokken was, hield Spinoza het uiteindelijk voor gezien en besloot hij zich vooral te richten op het enige dat een mens volgens hem echt gelukkig kon maken: de wijsbegeerte. Zijn brood verdiende hij sindsdien met het slijpen van lenzen.

Een paar jaar eerder was hij in de leer gegaan bij de radicale democraat Franciscus van den Enden, die hem de liefde voor de filosofie had bijgebracht. Ook was hij in contact gekomen met de Collegianten, een vrijzinnige stroming binnen het christendom die streefde naar een religie zonder dogma’s en kerkelijke autoriteiten. Onder invloed van al deze contacten viel Spinoza al snel van zijn geloof. Dit was niet onopgemerkt gebleven bij de orthodox-joodse gemeenschap in Amsterdam en op zijn drieëntwintigste werd Spinoza daar wegens ketterij uit verbannen. Uiteindelijk werd hij zelfs door zijn eigen familie uitgestoten.

Hoewel Spinoza redelijk veel vrienden had, leidde hij na deze gebeurtenissen een teruggetrokken leven. Er wordt wel gezegd dat hij soms dagen niet uit zijn kamer kwam en zijn geld alleen uitgaf aan het hoogstnoodzakelijke. Hij trad niet in het huwelijk en verwekte geen nakomelingen. Op 21 februari 1677 stierf hij, slechts 44 jaar oud, aan een longziekte die waarschijnlijk het gevolg was van het langdurig inademen van stofdeeltjes die vrijkwamen bij het slijpen van lenzen.

Holle rituelen
Spinoza’s ideeën op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en religieuze tolerantie zijn vooral uitgewerkt in de Tractatus theologico-politicus en de Tractatus politicus. Sterk beïnvloed door zijn contacten met Van den Enden en de Collegianten, en de manier waarop de orthodox-joodse gemeenschap hem had uitgekotst, stelde Spinoza zich zeer kritisch op tegenover officiële, geïnstitutionaliseerde godsdiensten. Hij vond dat zowel het christendom als het jodendom veel te sterk waren gebaseerd op starre dogma’s en nietsbetekenende rituelen. Een voorbeeld was volgens Spinoza de manier waarop met de Bijbel werd omgegaan. Spinoza vond dat we de dat boek niet al te letterlijk moeten nemen en rekening moeten houden met de context waarin het geschreven werd. De Bijbel is in Spinoza’s visie een historisch document, en niet zozeer een heilige tekst die direct door God is geïnspireerd.

Het grote probleem is volgens Spinoza dat een door officiële autoriteiten uitgedragen en op holle rituelen en vreemde interpretaties gefundeerde godsdienst uiteindelijk de religieuze vrijheid van individuen aantast. Aanhangers van een dergelijke geïnstitutionaliseerde religie geloven niet meer in God, maar enkel nog in het verhaal dat de religieuze instanties op papier hebben gezet.

Individuele geloofsvrijheid kan volgens Spinoza als volgt worden gegarandeerd. Ten eerste moeten burgers een stukje vrijheid opgeven en de macht om wetten te maken overdragen aan een sterke autoriteit: de staat. Immers, als mensen helemaal vrij zijn om te doen wat ze willen, zal de samenleving op den duur ontaarden in chaos en geweld. Ten tweede is het van belang dat de staat op democratische wijze tot stand komt. Dit is zo essentieel omdat de wetten die in een democratie worden uitgevaardigd volgens Spinoza nooit in strijd zullen zijn met de wil van het volk. Het volk heeft de ontwerpers van deze wetten tenslotte zelf aangewezen. Ten derde moet de staat zeggenschap hebben over alle publieke en spirituele zaken. Dit betekent dat er naast de staat geen andere instanties mogen zijn die beslissingen nemen op het gebied van religieuze zaken.

Volgens Spinoza vaart iedereen hier wel bij, aangezien de staat door zijn democratische karakter een religie zal voorstaan die in lijn is met het algemeen belang. Maar dit betekent niet − en dit is doorslaggevend voor Spinoza’s theorie − dat de staat ook zeggenschap heeft over de individuele geloofsovertuigingen van zijn burgers. Iedere burger heeft het recht te geloven en niet te geloven wat hij of zij wil.

Spinoza of Wilders?
Hoewel Spinoza met deze opvatting over de relatie tussen burger en staat een van de meest vooruitstrevende denkers op het gebied van religieuze tolerantie en de vrijheid van meningsuiting was, zijn zijn ideeën met betrekking tot het samensmelten van staat en religieuze autoriteit natuurlijk niet te verenigen met onze moderne liberaal-democratische opvatting over de scheiding van kerk en staat. Maar net zoals Spinoza vond dat we de Bijbel in zijn historische context moeten plaatsen, moeten we naar mijn idee ook Spinoza’s gedachtegang zien in de context van de tijd waarin hij leefde. Spinoza kon zich waarschijnlijk niet voorstellen dat er ooit religieuze vrijheid zou zijn zolang er religieuze machtscentra naast de staat bestaan. Ik vermoed dat hij veronderstelde dat een democratisch gelegitimeerde staatsreligie de enige manier was om individuele godsdienstvrijheid te garanderen, en alleen om die reden moest worden verdedigd.

Hoe verhoudt het gedachtegoed van Spinoza zich nu tot de opvattingen van Wilders over de islam in Nederland? Aan de ene kant denk ik dat Spinoza zich goed zou kunnen vinden in Wilders’ kritiek op sommige gebruiken en dogma’s die worden geassocieerd met de islam. Net als Spinoza ruim driehonderd jaar geleden bekritiseert Wilders rituelen en handelingen die zijn bedacht door religieuze autoriteiten en niets te maken hebben met het geloof in Allah zelf. Denk aan vrouwenbesnijdenis, eerwraak en het prediken van de jihad. Deze handelingen zijn in strijd met de wetten die zijn ingevoerd door de democratisch gelegitimeerde staat. Bijna niets was voor Spinoza een grotere gruwel. Natuurlijk is geen enkele Nederlandse politieke partij voorstander van ook maar een van deze ‘uitwassen van de islam’. Maar Wilders was degene die het aandurfde om dit op de politieke agenda te zetten en er een fel debat over te voeren.

Zoeken naar een balans
Aan de andere kant denk ik dat Spinoza zou gruwen van de manier waarop Wilders niet alleen bepaalde rituelen en dogma’s bekritiseert, maar de hele islam wegzet als een perverse en minderwaardige levensbeschouwing. Spinoza zou nooit een geloof als zodanig hebben bekritiseerd. Een van zijn belangrijkste opvattingen was zoals gezegd dat iedereen moet kunnen geloven wat hij of zij wil. Maar Geert Wilders zou de islam het liefst in zijn geheel uit de Nederlandse samenleving willen verbannen. Bovendien is Wilders de laatste jaren behoorlijk geradicaliseerd. Zeven jaar geleden benadrukte hij nog dat zijn kritiek was gericht tegen bepaalde groepen moslims. Tegenwoordig maakt hij geen enkel onderscheid meer en moeten alle moslims het ontgelden.

Het blijkt dus behoorlijk lastig om een balans te vinden tussen godsdienstkritiek aan de ene kant en religieuze tolerantie aan de andere kant: Wilders slaat door in zijn kritiek op de islam, en veel van zijn tegenstanders – in ieder geval in eerste instantie – in hun religieuze tolerantie. Spinoza heeft laten zien dat er wel degelijk een balans te vinden is. Daar kunnen we tegenwoordig nog veel van leren. En dat geldt voor zowel Wilders als voor zijn politieke tegenstanders.

Spinoza

Categorie: Nederlands Publicaties Republikein

Gepubliceerd: Saturday, September 1st, 2012

Reacties niet toegestaan.

© 2013 Matthijs RooduijnContact • Driven by WordPress • Design by Tim de Gier • Hosting by OxilionTypekit colofon • Etc