Kliekvorming in het bestuur helpt populisme

MertensEen halve eeuw geleden ontstond de ‘Tweehonderd van Mertens’. Een old boys netwerk was het, in kaart gebracht door voorzitter Jan Mertens van het toenmalige Nederlands Katholiek Vakverbond. Het betrof zo’n tweehonderd invloedrijke mannen, die grossierden in commissariaten en bestuursfuncties en zo aan de bestuurlijke touwtjes trokken. Democratische verantwoording hoefden ze nauwelijks af te leggen.

Sinds die tijd lijkt er weinig veranderd te zijn. Na de eeuwwisseling kwamen de ‘Tweehonderd van Mertens’ opnieuw op de politieke agenda – deze keer omgedoopt tot de ‘Tien van Duyvendak’. Volgens oud-Tweede Kamerlid Wijnand Duyvendak was er een schaduwmacht ontstaan; een groepje oud-politici en oud-bestuurders oefende achter de schermen flink wat invloed uit. Er was sprake van ,,een nauw verweven netwerk van politieke benoemingen, achterkamertjespolitiek en invloeden vanuit de top van het bedrijfsleven”.

Het ging om een kleine club van invloedrijke mensen die elkaar goed kenden en elkaar benoemden tot voorzitters van de vele onderzoek- en adviescommissies van de overheid. Aan deze kliekjesvorming moest wat gebeuren, zo was de heersende opinie. Het aantal commissies moest maar eens flink worden teruggedrongen.

Daar is niets van terecht gekomen. Uit onderzoek van deze krant blijkt dat het aantal commissies, werkgroepen, stuurgroepen en taskforces in de laatste jaren niet is afgenomen, maar juist is gestegen. In de afgelopen zeven jaar werden er gemiddeld 34 commissies per jaar ingesteld; in de jaren daarvoor waren dat er 29.

Deze ondemocratische kliekjesvorming is ook elders te zien. Banen in de top van het openbaar bestuur zijn alleen weggelegd voor leden van een politieke partij. Zonder partijlidmaatschap kun je een succesvolle carrière binnen een ministerie vergeten. Alleen partijleden zouden echt begrijpen hoe ‘het systeem’ werkt.

Zo lopen politiek en bestuur op een ondoorzichtige manier steeds meer in elkaar over, en vormt de politiek-bestuurlijke elite in ons land zich voor een aanzienlijk deel langs ondemocratische wegen. En dan hebben we het nog niet eens over de vele bestuursfuncties in de semipublieke sector. Daar geldt hetzelfde verhaal.

En wat te denken van de bankensector? De laatste jaren en maanden hebben verschillende topbankiers in binnen- en buitenland de aandacht op zich gevestigd door midden in de economische crisis exorbitant hoge bonussen op te strijken. Desastreuse bestuurlijke en financiële beslissingen werden beloond met een flinke pot geld en een nieuwe topfunctie bij een andere bank of een ander bedrijf.

En dan vragen sommigen zich af hoe het komt dat populisten in het laatste decennium telkens opnieuw electorale successen hebben weten te boeken. In 2002 kwam Pim Fortuyns LPF uit het niets met 26 zetels de Tweede Kamer binnen; in 2010 werd Geert Wilders PVV met 24 zetels de derde partij van het land. Weliswaar heeft de PVV sinds de laatste verkiezingen nog maar 15 zetels over, maar zouden er nu verkiezingen worden gehouden, dan zou de partij volgens een peiling van Maurice de Hond met 26 zetels de grootste partij van het land worden.

Voor een belangrijk deel komt dit succes voort uit het feit dat populisten nu precies de ondoorzichtige elitevorming aan de kaak stellen. Hun centrale boodschap luidt dat gewone burgers worden uitgebuit door een corrupte en arrogante elite van machtspolitici en (financiële) bestuurders die elkaar allerlei baantjes toespelen, zichzelf betalen met de belastingcenten die hardwerkende Nederlanders moeten ophoesten, en tegelijkertijd geen flauw idee hebben wat burgers daadwerkelijk belangrijk vinden.

Natuurlijk, deze populistische boodschap is sterk overdreven. Populisten ontwaren overal samenzweringen tegen het ‘gewone volk’. Daarom, vinden ze, moet de politieke macht worden teruggegeven aan de burger. Daarom ook stellen ze vaak simplistische oplossingen voor, en zijn ze de matigende krachten die politieke – en bestuurlijke machtsconcentratie tegengaan en die essentieel zijn in een liberale democratie (de Eerste Kamer, de Raad van State of onderdelen van de Grondwet) liever kwijt dan rijk.

Maar de Tweehonderd van Mertens, de Tien van Duyvendak, de kartelvorming in het openbaar bestuur en de gang van zaken in de bankensector tonen aan dat populisten soms wel degelijk een punt hebben. Bovendien geven de zorgen over dit thema aan dat we voorlopig nog niet van het populisme af zijn. Populisten zien feilloos in dat ondoorzichtige kliekjesvorming eigenlijk niet thuishoort in een transparante democratie – ze stellen zulk ondemocratisch gedrag terecht aan de kaak. Ze plaatsen deze ons-kent-ons mentaliteit op de politieke agenda en zorgen er zo voor dat de onvrede onder burgers wordt gekanaliseerd.

Dat de PVV op dit moment weer zo succesvol is in de peilingen, hoeft dan ook geen verbazing te wekken. Aangezien gevestigde politieke partijen het al een halve eeuw nalaten werk te maken van ondemocratische schaduwmachten, moeten we juist blij zijn dat er partijen zijn die dat wel doen. Hoewel populisten niet van democratische checks and balances gecharmeerd zijn, vormen zij zo, ironisch genoeg, een belangrijk controlemechanisme binnen ons politieke stelsel. Een vleugje populisme kan dan ook helemaal geen kwaad. Integendeel. Het houdt de democratie juist scherp.

Matthijs Rooduijn is politiek socioloog aan de UvA en promoveerde vorige maand cum laude op een proefschrift over populisme

 

Categorie: Nederlands Niet-wetenschappelijk Publicaties

Gepubliceerd: Saturday, April 13th, 2013

Reacties niet toegestaan.

© 2013 Matthijs RooduijnContact • Driven by WordPress • Design by Tim de Gier • Hosting by OxilionTypekit colofon • Etc