Van het populisme zijn we nog niet af

Dit artikel is op zaterdag 5 mei 2012 gepubliceerd in Trouw

Door Matthijs Rooduijn

Sinds de opkomst van Pim Fortuyn, tien jaar geleden, lijkt Nederland in de greep van het populisme. Toch is het effect op de politiek beperkt.

Zondag 6 mei is het precies tien jaar geleden dat Pim Fortuyn werd vermoord. In debatten over de erfenis van Fortuyn wordt vaak geconcludeerd dat Nederland sinds 2002 vrijwel onafgebroken in de ban is van het populisme is geweest en dat er daarom sprake is van zoiets als een ‘populistische tijdgeest’. Maar is dat eigenlijk wel zo?

Populisme wordt meestal gedefinieerd als een vertoog waarin het goede volk wordt afgezet tegen de slechte elite. Het uitgangspunt van populisten is dat een elite van gevestigde ‘regenten’ de gewone hardwerkende burgers negeert en daardoor de soevereiniteit van het volk en dus de democratie bedreigt. Het politieke establishment is volgens populisten corrupt en niet in staat goede politieke beslissingen te nemen. Het heeft in de woorden van Geert Wilders geen flauw idee waar Henk en Ingrid mee bezig zijn.

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, hoeft dit populistische vertoog niet radicaal-rechts te zijn. Linkse partijen kunnen net zo goed populistisch zijn. Denk aan linkse Latijns-Amerikaanse leiders zoals bijvoorbeeld Chávez in Venezuela en Morales in Bolivia. Maar ook aan de Nederlandse SP, die in de jaren negentig zeer populistisch was. Populisme kan worden gecombineerd met vrijwel iedere ideologie.

In het laatste decennium is het populisme electoraal zeer succesvol geweest. In de jaren negentig kwamen populistische partijen als de SP en de Centrumdemocraten tijdens verkiezingen niet verder dan 4 procent van de stemmen. In 2002 wist de LPF echter 17 procent van het electoraat achter zich te krijgen en in 2010 deed de PVV het met ongeveer 16 procent van de stemmen niet veel slechter. In het parlement is er de laatste paar jaar hierdoor een stevige populistische wind gaan waaien. Een wind die in 2002 en 2010 ook het Catshuis heeft weten te bereiken.

Maar heeft die wind ook de gevestigde politieke partijen weten te beroeren? Onderzoek wijst uit dat dit nauwelijks het geval is. Middenpartijen zijn niet overgegaan tot het overnemen van het populistische vertoog in hun eigen politieke programma’s. Hoewel middenpartijen die in de oppositie zitten regelmatig specifieke regeringspartijen bekritiseren, vallen zij vrijwel nooit de ‘gevestigde politiek’ in haar algemeenheid aan. Ook kleinere partijen als bijvoorbeeld D66 en GroenLinks doen dat nauwelijks. Daarnaast zijn middenpartijen ook niet meer dan voorheen de belangen van de ‘gewone’ Nederlander gaan benadrukken.

Bovendien zijn populistische partijen na electoraal succes juist minder populistisch geworden. Deze tendens is in heel West-Europa waarneembaar, en wordt in ons land perfect geillustreerd door de SP. Deze partij heeft haar vertoog steeds verder gematigd. Hoogstwaarschijnlijk hoopt de partij zo salonfähig te worden en wil ze laten zien klaar te zijn om regeringsverantwoordelijkheid te dragen.

Is er nu sprake van zoiets als ‘een populistische tijdgeest’ in Nederland? En wat betekent dat voor de toekomst? Aan de ene kant heeft het Nederlandse electoraat laten zien vatbaar te zijn voor het populistische vertoog. Bovendien is – zo blijkt uit onderzoek – ook het publieke debat op de opiniepagina’s van kranten in de laatste jaren populistischer geworden. Ik verwacht daarom dat we voorlopig nog niet van het populisme af zijn. Maar aan de andere kant hebben gevestigde politieke partijen hun standpunten nauwelijks aangepast onder druk van de opkomende populisten, en zijn de populistische partijen zelf na verloop van tijd minder populistisch geworden. Ik verwacht daarom tegelijkertijd dat het met de alomtegenwoordigheid van het populisme wel mee zal vallen.

Het recente verleden laat bovendien zien dat het populisme zich manifesteert in pieken en dalen. Na de verkiezingen van 2002 en 2003 – waarin populisten zeer succesvol waren en waarin ook het publieke debat in de media sterk populistisch was – leken de verkiezingen van 2006 bijna een terugkeer naar het pre-populistische tijdperk: het succes van populisten was beperkt, en ook het publieke debat was nauwelijks populistisch. De meeste discussies gingen over de economie, en het populistische vertoog sloeg nauwelijks aan bij de kiezer.

Tijdens de verkiezingen van 2010 vierde het populisme echter weer hoogtij – zowel met betrekking tot het electorale succes van populistische partijen, als met betrekking tot het publieke debat in de media.

Hoe populistisch de komende verkiezingscampagne wordt is nu nog moeilijk te zeggen. Toch waag ik me aan een voorspelling. Wilders en Roemer zullen er alles aan doen om Europa centraal te stellen tijdens de verkiezingsdebatten. Als ze hier in slagen – wat ik vrij waarschijnlijk acht gezien de eurocrisis – kunnen ze hun anti-EU-verhaal mooi ophangen aan het populistische volk-versus-elite vertoog. Het is daarom zeker niet ondenkbaar dat we een populistische zomer tegemoet gaan.

Categorie: Overig Publicaties

Gepubliceerd: Monday, May 7th, 2012

Reacties niet toegestaan.

© 2013 Matthijs RooduijnContact • Driven by WordPress • Design by Tim de Gier • Hosting by OxilionTypekit colofon • Etc